De leukste dag van me leven

Een vriend van mij, Jelte, heeft een hekel aan dieren. Of ze nou groot of klein zijn, blaffen of zingen, kruipen of zwemmen, Jelte houdt niet van ze. Zelfs aan een mooie roofvogel, sierlijk en trots zwevend hoog in de lucht, heeft Jelte een broertje dood. Hij pleit daarom voor een duidelijk onderscheid tussen de leefwereld van mens en dier. Hij pleit voor het plaatsen van hekken, een verbod op huisdieren, simpel te verkrijgen jachtvergunningen en systematische sterilisatie.

Jelte is geen politicus, dus zijn pleidooien sterven doorgaans in schoonheid aan de toog of op andere plaatsen met een slecht geheugen. Zeggen dat je een hekel hebt aan dieren is tegenwoordig een niet al te populair standpunt, maar vermoedelijk zal een zwijgende meerderheid terug verlangen naar een tijd waarin de relatie tussen mens en dier een vastomlijnd karakter had. De tijd dat wij mensen de zwakkere soorten zonder scrupules gebruikten voor ons eigen gewin, in de vorm van arbeid, voedsel of decoratie. In de loop der jaren is de relatie tussen mens en dier een stukje diffuser geworden, en dat niet tot eenieders genoegen.

Wat heeft dit met schaken te maken, hoor ik u schreeuwen richting uw telefoon, of als u dit verslag op de desktop leest, richting het computerscherm. Goede vraag, maar u hoeft niet zo te schreeuwen. Nou, sinds het verslag van Dimitri Reinderman op de schaaksite heeft het dierenrijk alles met schaken te maken. Het verslag houdt de gemoederen binnen de schaakwereld al weken bezig en mag gerust een unicum in het genre van het schaakverslag genoemd worden. Sinds die vertelling, getiteld ‘De droevigste dag van mijn leven’, zijn schaken en dieren, twee ogenschijnlijk totaal verschillende zaken, voor altijd met elkaar verbonden. Dieren hebben, moeten we concluderen, blijkbaar een grote invloed op de gemoedstoestand van schakers. Dieren zijn dus van invloed op schaakpartijen op het hoogste Nederlandse niveau, de Nederlandse schaakwereld als geheel en daarmee indirect ook op de Olympiade.

Vele dieren sterven in volstrekte anonimiteit. Omdat ze als prooi gegrepen worden door een soortgenoot tijdens een onbewaakt moment of tijdens een dispuut om een vrouwtje, en het leeuwendeel omdat ze op het bord van ons mensen belanden. Andere, de zogenoemde huisdieren, laten zich uitgebreid fêteren door hun baasjes die bepaalde gevoelens projecteren op hun dier. Deze dieren weten drommels goed dat een kopje, een blafje of een sprintje naar de bal per dag genoeg is om deze wederzijdse afhankelijkheidsrelatie in stand te houden. Het dier kan niet zonder de mens, en de mens na verloop van tijd ook niet meer zonder het dier, die in veel gevallen het gemis van warmte van de medemens moet compenseren. Mens en dier zijn met elkaar vergroeid op een manier die voor huisdierloze mensen lastig te bevatten is.

Naast de dieren die ten onder gaan in de intensieve veeteelt of in de natuur (die ook behoorlijk intensief kan zijn), zijn er ook nog de dieren zich aan de anonimiteit weten te onttrekken en zich hebben ontpopt tot BD’er. Iconische voorbeelden zijn: King Kong, Skippy, Flipper, Commissaris Rex, Minoes, Nijntje, het paard van Ree, Bob de straatkat, Moby Dick, Jaws, Ed het sprekende paard, Free Willy, en Lassie. Om er maar een paar te noemen. En daar kwam dus onlangs Jareth bij, de kat die Dimitri Reinderman de zwartste dag van zijn leven bezorgde. Zonder Jareth had Reinderman, zelf vernoemd naar een vos, een tamelijk zorgeloos leven geleid en was hij waarschijnlijk vaker Nederlands kampioen geworden dan die ene keer in 2013.

In het verslag op de schaaksite staat beeldend beschreven hoe het Trojaanse paard van Ilias hem in de ellende stortte. Het artikel geeft verder een bizar inkijkje in de mens, schaker en dierenvriend Reinderman. Het begint al ijzersterk:

Op 20 september 2007 kwamen twee driejarige katten bij me wonen. Mirri, een zwarte poes, en Jareth, een zwartwitte kater. De eerste was best lief, maar ik had niet speciaal een klik met haar. Met Jareth wel. De leukste kat die ik ooit gekend heb. En fijn aanhankelijk: het leek wel alsof hij altijd bij me wilde zijn en hoewel ik hem ook weer niet de hele dag op schoot wilde was ik altijd blij hem te zien. Toen zijn zusje eind 2017 overleed (waar ik wel verdrietig om was, maar ik vond het ook wel fijn voor Jareth dat hij nu geen aandacht hoefde te delen) werd hij nog prateriger en aanhankelijker. Al had ie me maar een uurtje niet gezien, hij had hele verhalen als hij mij weer zag.

Van al zijn katten kiest Reinderman duidelijk voor Jareth. En ook als Reinderman moet kiezen tussen het schaken en Jareth, kiest hij voor Jareth. Zonder de knuppel direct in het hoenderhok te willen gooien, vraag ik me wel af in hoeverre we hier met een professional te maken hebben. Moet de KNSB iemand die zo gevoelig is voor externe factoren nog wel uitnodigen voor bijvoorbeeld officiële teamwedstrijden?

Voor wie nog twijfelt aan Reindermans labiele karakter, verduidelijkt hij:

Wat is het leed van een potje schaken verliezen dan nog? Ik had liever gewonnen natuurlijk, maar het hielp ook niet mee dat ik al een paar dagen niet goed geslapen had (eerst door zorgen, daarna door verdriet). Ik had nog wel even in de opening winnend voordeel, maar na een blunder op zet 14 was dat helemaal weg en het ging alleen maar bergafwaarts daarna.

We hebben hier ongetwijfeld te maken met het meest wonderlijke schaakverslag van het afgelopen jaar. Maar wat lezen we hier eigenlijk? Is het een rouwadvertentie, post-lockdown-stress-syndroom in verslagvorm, een liefdesverklaring, een slecht excuus voor zijn verliespartij? Of is het misschien een baken van eerlijkheid in deze cynische wereld, een ode aan het leven of toch een misplaatst brok narcisme? Oordeelt u zelf. Want wat het ook mag zijn, het is een fascinerend stukje proza.

Natuurlijk hoop ik dat Reinderman als mens en schaker weer een beetje opkrabbelt en in het asiel een goede vervanger vindt van Jareth en dit nieuwe huisdier aan zijn standaarden kan voldoen. Maar onbewust stelt Reinderman iets veel groters aan de kaak. Want misschien is het juist wel goed als schakers open kaart spelen over hun gemoedstoestand en hun situatie thuis. Misschien is het blootleggen van de ziel daags voor een partij een belangrijke stap in de professionaliseringslag die het schaken toch een keertje moet gaan maken. Immers, alleen als de teamleider informatie heeft over de mentale fitheid van zijn spelers, op welk niveau ook, kan hij een evenwichtige keuze maken voor de opstelling. Randzaken als wie de vorige keer niet kon, wie er gereden heeft of wie later in het seizoen een familiedag heeft, kunnen dan voortaan achterwege worden gelaten bij deze vaak cruciale beslissing.

Al met al levert het verslag van Reinderman veel stof op tot nadenken. Als hommage aan Reinderman (of eigenlijk aan Jareth), maakte ik in de aanloop van onze competitiewedstrijd tegen het Deventer Schaakgenootschap Pallas, van wie we overigens met alle respect vrij soepel met 8-0 wonnen, een kleine inventarisatie van hoe het gesteld is met de relatie van mijn teamgenoten en dieren.

Van Renze vermoed ik dat hij thuis geen dieren houdt, maar bekend is dat hij op vrijwel dagelijkse basis duizenden dode dieren in zijn handen heeft tijdens de werkzaamheden van zijn essentiële beroep.

Over Frits hoorde ik dat hij lange tijd een opgezette vogel had die Simon heette. Zijn vriendin vond het dier, dat ver na zijn overlijden nog altijd een priemende blik in zijn ogen had (complimenten aan de taxidermist), een beetje eng en dus moest Simon noodgedwongen verhuizen. Naar verluidt staat hij nu op het kantoor van Frits’ ex-werkgever hotels.nl, en heeft hij z’n priemende blik gevestigd op de flipperkast.

Erik Jan Hummel had voor z’n scheiding twee konijnen die vrolijk door z’n achtertuintje huppelden, terwijl ze lieftallig van een versnapering zoals een worteltje snoepten. Het is onduidelijk of ze de scheiding hebben overleefd en zo ja bij welke inboedel ze nu toebehoren.

Desgevraagd claimt Ernst Jan Pastoor geen huisdieren te hebben, maar komt daar niet veel later op terug. Dat zegt wellicht veel over de rol die dieren, behalve in de vorm van het balletje gehakt, in zijn dagelijks leven spelen. De twee goudvissen, want daar gaat het om, heten volgens Pastoor Sweety en Nogiets, en hebben volgens hem niks te klagen.

Dan zijn er nog Yoda en Sjakie, de twee katers van Jan Joris, de dieren die thuis lekker vertroeteld worden en op tafel mogen lopen en vrijwel dagelijks kunnen genieten van een schone kattenbak en lekker mogen spinnen waar ze willen. Jan Joris vertrok zaterdag vroegtijdig van het GSV-hoofdkwartier, niet om zijn katers een bakje Sheeba en een kopje te geven, maar om naar een of ander onduidelijk feest te gaan in Baflo. Zondag had Jan Joris drie katers.

Dat was het wel een beetje wat betreft de directe relatie tussen LOS’ers en dieren. Natuurlijk vragen met name de vogel van Frits en de konijnen van Erik-Jan om verdere uitdieping in orale of getypte verslagvorm.

Zelf had ik nog een inhoudelijk verslag willen schrijven over de partijen tegen met alle respect onze tegenstanders van het Deventer Schaakgenootschap Pallas. Ik wilde me uitsluitend richten op het paardenspel en daar dan het hele verslag aan ophangen, maar dat bleek een niet te nemen horde. Het moet gezegd, dat deed onze tegenstander het Deventer Schaakgenootschap Pallas beter. Die hadden een professioneel verslaggever ingehuurd die alle zetten van alle partijen noteerde. Na de partijen, die we allemaal wonnen, terwijl ik bier kon drinken en ik dus niet hoefde te schaken en het daarom dus de leukste dag van me leven was, aten we pizza met dode dieren zoals varkens, koeien, kippen, garnalen en misschien kalkoenen. Het shotje van de maand was In the Woods en het bier van de dag Bavaria, wat we samen met onze vrienden van het Deventer met alle respect Schaakgenootschap Pallas dronken. We hadden nog een gesprek over naar welke kant wiens paarden kijken aan het begin van de partij en ik kan me alleen herinneren dat de paarden van Jan Joris naar achteren kijken. Daarna gingen we nog naar het H’tje waar we toen nog van onze regering tot 12 (!) uur mochten zijn en ik vijf euro won met toepen en biertjes dronk en het heel gezellig was. Ik wil er graag uitgaan met een relativerende quote van Dimitri Reinderman:

Nou had ik in 2013 ook de eerste partij op het NK verloren met wit tegen een op rating zwakkere tegenstander, en daarna ging het best goed. Andere omstandigheden, dat wel.

Beelden zeggen zoveel meer…

Hoi, Benno. Hoe was de vrijdagavond?

Ik bedoel eigenlijk het schaken. Ging het gemakkelijk?

Niet echt dus. Wat waren de uitslagen? Te beginnen bij de belangrijkste beker, de Nosbo-beker…

Hmm, 2,5 tegen 1,5 dus. Vrij nipt. En die inferieure KNVB-beker?

3-1, mooi. Twee keer winst dus. En was het eindelijk een beetje warm in het Loshol?

Ben je zelf nog in actie gekomen of kwam je niet voor in de plannen van de trainer?

Kan je iets over de partijen vertellen?

Nee? Je hebt niet echt lekker op staan letten of wel?

Wat kan ik je dan nog over de partijen vragen?

Wat heb je daar dan eigenlijk staan doen in dat hol?

Kan je dan tenminste wat over de tegenstanders vertellen?

Je doelt denk ik op de partij van Jan Joris. Die was uiteindelijk niet al te best. Wat zou hij er zelf van vinden?

Kan je nog iets meer vertellen over zijn partij vertellen? Bijvoorbeeld, welke opening kreeg hij op het bord?

Ah, een Benko… Maar laten we niet teveel zeuren over de individuele wanprestaties. Twee bekerpotten winnen is toch gewoon prima?

En waren er nog veel toeschouwers?

Ah Frits, wat leuk. Nog meer Lossers of fans?

Mathijs (de Jong). En verder natuurlijk Casper. En Onno en Jaap en Maarten…. Geen vrouwen?

En wat hebben jullie daarna gedaan? Gewoon weer aan de drank, drugs en dansen op de bar?

Gewoon een rustig avondje dus?

Waarin LOS z’n klasse op én naast het bord weer eens heeft bewezen?

Klaar om ook de tegenstanders in de volgende ronde een schop onder hun hol te geven?

En dan doorstomen naar de finales neem ik aan?

Ok, dan ga ik zoetjesaan een einde maken aan dit interview. Wil je ons tot slot nog iets meegeven?

Uitkijken als er een grote Surinamer achter je staat. Ja, dat wisten we al. Nog iets anders?

Nee? Ok, bedankt voor het interview.

(Benno de Jongh, met dank aan Wobke Wasbeer en Jorik Jonker)

Over derby’s, Fransozen, moffenhoeren en proefbankjes

Dit zou een dubbelverslag 2.0 moeten worden, maar is eigenlijk een soort slap aftreksel geworden van het verslag dat ik reeds gisteren gepost heb op de SISSA-website. Wel zijn er enkele typefouten gecorrigeerd en aanvullingen gedaan, zoals daar zijn: voortschrijdend inzicht, perspectiefwisselingen, de informatie van nu en, last but not least, foto’s. Beeld kan tegenwoordig eigenlijk niet meer ontbreken in een fatsoenlijk verslag, maar is op die Sovjet-website van SISSA nog steeds taboe. Niet vanwege privacy ofzo, maar vooral omdat de website gemaakt is door een of andere beunhaas, een vriendje van een vriendje van iemand uit het bestuur die zijn diploma informatica vervalst heeft. Met alle respect natuurlijk…

Respect is één ding, loyaliteit iets anders. Over dat laatste wil ik het graag even met u hebben. We kunnen toch wel stellen dat loyaliteit een hol begrip is geworden in onze tijd. In de tijd dat middelmatige rechtsbacks van middelmatige voetbalverenigingen na een mazzelgoal een obligaat hartje maken richting het publiek, hun coach bijkans aflebberen, op pathetische wijze meerdere malen het clubembleem kussen en twee maanden later voor een paar duiten extra verkassen naar de volgende club waar ze zonder enige vorm van gêne hetzelfde doen na een mislukte voorzet die in de bovenhoek verdwijnt…

Een land kan zijn dwazen overleven, zelfs de ambitieuze. Maar verraad van binnenuit overleeft het niet. (Cicero, 55 v. Chr.)

Dus toen ik, een van uw favorietste schaakverslaggevers van Noord-Nederland en omstreken, gevraagd werd mijn voor de NOSBO-beker voor SISSA uit te komen, wist ik dat ik daarmee mogelijkerwijs op wat gelakte teennageltjes van sommige niet nader te noemen figuren van LOS zou stappen. Het verzoek van onze grote SISSA-leider, schaduwvoorzitter en zonnekoning Maarten Roorda om voor SISSA uit te komen was echter iets waar ik – als man van mijn tijd – slechts een pilsje lang over na te hoefde na te denken. Ik speel graag voor SISSA, de club waar ik als schaker achter de mens volwassen ben geworden. Ik neem op de koop toe dat ik door mijn LOS-clubgenoten nu te pas en te onpas voor verrader wordt uitgemaakt. Waarbij diegenen die zich als een stel huursoldaten door nota bene de Duitsers naar het Oostfront laten dirigeren voor een of ander Blitzkriegtoernier, de meeste noten op hun zang lijken te hebben. Maar ieder vogeltje zingt zoals het gebekt is, of niet Koen en Pol? Dan kan de plaatselijke krant wel schrijven dat ‘Der niederländischer Studenten-Blitzmeister holte bei seinen beiden Saisoneinsätzen jeweils souveräne Siege und befindet sich aktuell in Topform…’ Maar ja, waarom dan niet die Topform voor je eigen club inzetten? Dat zijn mind you degenen die mij verrader noemen, vooral in de clubapp, omdat ze te laf zijn om het in mijn gezicht te zeggen… Maar wel goed genoeg om als een modern slaafje het verslag te schrijven zeker?

Die Furcht is die Mutter der Moral. (Friedrich Nietzsche, 1883)

Over de belangrijkste afsplitsing in de geschiedenis van de mensheid sinds 1517, is reeds genoeg gezegd. Over de communicatieve vaardigheden van het SISSA-bestuur, de rol van de sponsor, wel of geen toezeggingen en de talloze boterige tepels halen wij geen koeien uit de sloot, zeker geen oude. Gedane zaken nemen geen keer en we kunnen nu slechts constateren dat SISSA-LOS een echte derby is. Het is hard op weg om dé Groningse derby te worden, eentje waar GUC (spreek uit: GUK) – SISSA nu al een puntje aan kan zuigen. De winterse eerste ronde van de KNSB-beker die nipt na snelschaken door LOS werd gewonnen, was slechts een voorproefje in vergelijking met wat wij afhankelijke toeschouwers vrijdagavond in het Denksportcentrum kregen voorgeschoteld. Deze derby is niets minder dan een strijd tussen twee culturen: tussen zoete dropshot en zoute dropshot, tussen traditie en toekomst, tussen 17 bier op een avond en 17 pitchers op een avond, tussen student en eeuwige student, tussen de sleetse moederschoot en een lekker jong, strak kutje.

De LOSsers zijn voor een groot deel oud-studenten, maar wel oud-studenten die nog denken dat ze studenten zijn. En daar naar leven, althans bij het schaken. (Jan van Os, 2019)

Bij bekerschaken is psychologie bijna even belangrijk als de zetten zelf. Voor LOS was de puzzel die opstelling heet simpeler te leggen dan voor SISSA. De gebroeders Van Foreest, (die overigens – dat weten maar weinig mensen – ook twee betovergrootvaders hadden, tevens broers van elkaar, die ook aardig konden schaken en Nederlands kampioen werden, jaja) – vonden een of ander toernooi in Skopje of all places belangrijker dan de halve finale van de NOSBO-beker. Over loyaliteit gesproken! Bij LOS speelde behalve de dubbele moraal van de twee reeds genoemde moffenhoeren ook andere kwesties zoals zwangerschapsverloven. Daardoor verschenen de lokatielozen weliswaar met een zeer representatieve formatie, maar niet met de állersterkste opstelling aan de start.

Dat heb je mis, Jaap [Stam, red]. Je hoeft niet bij de geboorte van je kind te zijn, alleen bij de verwekking… (Winston Bogarde, 1994)

Twee dagen eerder bewees LOS prima met een underdogrol om te kunnen gaan door vier profs na verlenging te vernederen in Apeldoorn. Maar zouden we ook met een favorietenrol om kunnen gaan? Zouden we misschien naast onze schoenen zijn gaan lopen? De filosofiestudent speelde tegen de magazijnmedewerker, de econometriestudent nam het op tegen de rechtenstudent, de arts tegen geschiedenisstudent en de pokeraar tegen de beeldhouwer. De spanning in het Jannes van der Wal Denksportcentrum Groningen aan de Oliemuldersweg 43 in Groningen voor de halve finale van de NOSBO-beker was reeds voor aanvang om te snijden. Een vol huis, want ook de SISSA-Sistaaz en het derde team van SISSA werkten op dezelfde locatie hun partijen af. In ons duel echter leek achtergrond, leeftijd, ras en geaardheid even geen rol te spelen. De strijd zou beslist worden op het bord, het gaat bij schaken tenslotte om de drie zetten: de zin, de zetten en de zenuwen.

If you’re not nervous, you’re not paying attention. (Miles Davis, 1972)

Twee Fransen en twee Sicilianen lopen samen de kroeg in. Zegt de een tegen de ander: ‘Ik geloof dat ik dubbel zie.’ Het is jammer dat een schaakverslag ook een beetje over schaken moet gaan. Nee, ik ontkom er weer niet aan. Op bord 1 was het Nick tegen Renze, wellicht de hoogst gerate partij ooit in de reguliere NOSBO gespeeld, aldus voorzitter Roland Kroezen. Nick Maatman wordt door Pol als ‘huurling’ bestempeld, omdat de filosofiestudent van de RUG naast het verkopen van eieren ook bij GUC wat centjes bijverdient.

Moet je horen wie het zegt. Tegen Renze Rietveld koos Nick voor zijn kenmerkende Fransoos, en een vrij rustige variant verscheen op het bord. Op bord 2 zag eeuwig talent Simon Elgersma de Siciliaan van eeuwig student Frits Rietman tegenover zich. Een ontspannen vakantie met Kees in China had Frits zichtbaar goed gedaan. Hij verliest sowieso zelden meer, maar zat nu zeer ontspannen achter het bord. Hij drukte snel het thematische d5 door, ten koste van een paard op f5 van Simon. Aan Frits de keus of die eraf moest of niet, voorlopig nog maar even niet… Zijn de vier spelers op de eerste twee borden te kenmerken als ‘solide’, op de twee laatste borden was er meer sprake van een botsing der stijlen. De vraag is: Wat kan je met deze informatie? En kan je op basis van persoonlijkheid een uitslag voorspellen?

I am convinced, the way one plays chess always reflects the player’s personality. If something defines his character, then it will also define his way of playing. (Vladimir Kramnik, 2007)

Op bord 3 opent Hendrik ‘de Profeet’ de Groot met 1. e4 tegen Tjaart Offringa. Aan voorspellingen waagde Hendrik zich ditmaal niet. En hij koos ook niet voor zijn gebruikelijke Réti, een opening die hij vooral omzeilde in de hoop dat ik dit fout in dit verslag zou opschrijven, waarna hij mij daarmee zou kunnen pesten. Maar ja, nu staat die aanname fout in de annotatie van zijn partij die u ook op deze site kan vinden. Réti of niet, de partij transformeerde al snel naar een Siciliaan, dus waar lullen we eigenlijk over?

De Profeet is een ras-tacticus en Tjaart een klassiek geschoolde schaker, een tegenstelling die onder meer bleek uit de snelle ontwikkeling van de stukken van de eerste tegenover de solide structuur van de tweede. Als dit een lange partij wordt, geef ik Tjaart goede kansen. Zo niet, dan zal Hendrik waarschijnlijk aan het langste eind trekken, dacht ik nog tijdens het zien van de eerste paar zetten. Op bord 4 was er ook een clash tussen twee stijlen te zien; de solide, positionele Edim ‘Edwin’ Salihbegovic tegen de wat speelsere, frivolere Casper Rupert. Beiden zijn al tijden lang in goede vorm, dus dat beloofde vuurwerk op het bord. Kersverse 1.e4-speler Edim was niet bang voor de Fransman waar Casper al een schaakleven lang patent op heeft. Maar, de hamvraag blijft: Kan je op basis van iemands achtergrond, ras, sexe of persoonlijkheid zien of iemand een beetje kan schaken of niet?

Negers kunnen best schaken, maar negerinnen niet. (Jan Hein Donner, 1972)

Hendrik haalt het eerste punt voor LOS binnen, in minder dan 20 zetten. Een kindertrucje beslist de partij, maar kindertrucjes zitten natuurlijk eerder in de stelling als je een grote ontwikkelingsvoorsprong hebt. ‘Ik gaf twee stukken weg’, aldus Tjaart, ‘en dat zijn er twee te veel.’ Een slechte dag voor Tjaart, en een prima voor De Profeet. ‘Two pieces, just what the docter ordered…’ Op de andere borden op het moment dat ik dit schrijf, om 21.57 uur, valt alleen een prettige plus voor Frits tegen Simon te ontdekken. Renze en Nick lijken op zich prima te staan, al moeten beiden wel nauwkeurig zijn. Maar ja, de tijdnood komt er nog aan en dan is alles mogelijk. 

Tijdens teamwedstrijden wordt alles toch beslist in het beruchte vierde speeluur. (Merijn van Delft, 2019)

Het vierde uur dus. De app wordt steeds actiever, veel LOSsers leven op afstand mee of doen alsof ze op afstand (Berlijn) meeleven. Frits heeft een onnauwkeurigheid van Simon in de opening uitgebuit en lijkt inmiddels wel heel goed te staan, maar in de andere partijen lijkt alles nog mogelijk (22.50 uur). Even later is het 2-1 in het voordeel van LOS, met Edim die zijn partij tegen Casper zeer waarschijnlijk over de streep gaat trekken. Edim offerde een toren tegen een paard en pion, stond in Euwe-puntjes dus iets achter, maar had makkelijker spel en uiteindelijk zowel de betere structuur als de sterkere aanval: 2-2.

Modern chess is too much concerned with things like pawn structure. Forget it, checkmate ends the game. (Nigel Short, 2004)

Vluggeren dus. Een discipline op zich, die zowel de SISSAanen als de LOSsers tot in de puntjes beheersen, vooral als gevolg van langdurige nachtelijke trainingssessies. Overigens heeft LOS aan 2-2 genoeg, omdat het laaste bord tijdens de reguliere partijen als eerste afvalt in de eindtelling, en dat is die tussen Edim en Casper. Op bord 1 gaat de strijd tussen Renze ’the Renzenator’ Rietveld en Nick (die nog te jong is voor een bijnaam) gelijk op, en eindigt in remise. Op bord 2 trekt de jeugd aan het langste eind. Frits behaalde twee dagen geleden nog de bevrijdende winst tegen Thomas Beerdsen, maar moest nu de meerdere in Simon erkennen. Op bord 3 was Hendrik met zwart in een soort Pirc/Wolga/Modern/Tiger Tjaart net te snel en slim af. Ongeveer datzelfde gold voor Casper, die wraak nam op zijn verloren reguliere partij tegen Edim, die lastig kon schakelen van veel meer tijd op de klok naar een vluggertje. Eindstand: 2,5-1,5. De locatielozen winnen en zoals dat in onze democratische traditie gewoon is, feliciteert onze tegenstander ons. De avond was nog jong, maar bleef dat niet voor eeuwig. Er werd in het H’tje eindeloos om dropshots geschaakt, merkwaardige adjevances gemaakt, meegezongen op John de Bever en over ambitie, politiek én belangrijke zaken gepraat, totdat Mika eindelijk de laatste gasten Casper, Edim en ondergetekende eruit veegde…