Nu doet het pijn

Hoe zou de sfeer bij Em-es-vau zijn geweest? Hadden ze zichzelf al stiekem tot kampioen gehuldigd, ervan uitgaande dat ze van hekkensluiter SISSA niet hoeven te verliezen? En moet het ons eigenlijk iets uitmaken?

Ten eerste: we wonnen, maar het gemeppelte dus ook, en zij nog dikker zelfs. Na de wedstrijd, in dat kleine café aan het Zuiderdiep, kwam er via de GUC verrassend nieuws binnen: En Passant zou genoeg hebben van de Meesterklasse en wilde demoveren. Maar hoe diep? Bij terugplaatsing naar de tweede klasse zouden wij als beste tweede ons doel bereiken: de Keuken Kampioen-divisie van het schaken. Maar op het moment van schrijven zijn we ook deze illusie armer: EP kan kennelijk nog wel tien man op de been brengen.

Geen prijzen, klok noch beker. Hoe moeten we dit verwerken? Ik zeg: er valt niets te verwerken. Het was een prachtig seizoen, waarin elke wedstrijd even spannend en belangrijk was. Dat volgend jaar even mooi mag zijn, maar dan met kroon!

Nog iets over partijen? Oké dan.
[1] Willy Hendriks – Koen Lambrechts 1-0. Willy opende klein met 1.d3, de weerlegging van de Caro Koen, die een kleine onzorgvuldigheid beging in de opening. Hij vocht hard terug, maar het mocht in hogere zin en door het correcte spel van Hendriks niet meer baten.

[2] Erik-Jan Hummel – Bob Beeke ½-½. Te ingewikkeld voor mij. Een kwartier nadenken op zet drie. Voorzichtig voorwaarts over de flank. Net niet iets bereiken. Een eindspel, een hand.

[3] Dries Wedda – Renze Rietveld 1-0. Wit had een invalide ogend kluitje in de linkeronderhoek en niemand twijfelde aan een punt van Renze, maar plots ontplofte de bermbom Lxg7. Het tij had misschien nog gekeerd kunnen worden, maar Wedda wist nu wel zijn stukken op de goede velden te zetten.

[4] Frits Rietman – Thomas van Nispenrode 1-0. We zagen een frisse Frits die zichtbaar genoot van zijn opening. Zwart had zichzelf in de kelder opgesloten met gebakken peren en kon alleen maar afwachten tot de man met het breekijzer langskwam. Succesvol incasso.

[5] Mathieu Roskam – Floris van Assendelft 0-1. Floris verleidde zijn tegenstander om de structuur te veronachtzamen voor de potentie op koningsaanval. Maar zonder opstijgende torens of witveldig lopergeweld bleek dit een fata morgana. Vervolgens techniek en punt.

[6] Casper Rupert – Geert van Hoorn. Zwart had lopers, wit druk op een centrumpion. Geert wilde wat pionnen ruilen maar hield een isoleerpeun over. Enig geklooi ontwijkend wist ik te tripleren op de lijn van de minderbroeder. Onder deze druk bezweek zwarts stelling.

[7] Malcolm Lok – Hendrik de Groot. Hollandsch, Dzjindzji- of dildoïndisch – hoe je het noemt maakt niet uit, maar zwart moet het hebben van de dynamiek. Grofweg waren er drie blunders in deze partij, helaas eentje meer op conto van dj Henkie.

[8] Benno de Jongh – Jeroen Kruiver 1-0. Waar de avond tevoren de Leffe nog vriendelijk stroomde, toonde Benno nu al vroeg zijn agressieve intenties: Jeroen moest dealen met een hard hollende Harry. Wit hield met het loperpaar vervolgens de touwtjes in handen en kraakte zwarts koning: een positief slot aan De Jonghs seizoen.

Wij troffen in de Arnhemse Schaakacademie een waardige tegenstander die graag meedeelde in het bier en de pizza: ik kijk uit naar de revanche volgend jaar! En MSV bijna gefeliciteerd natuurlijk.

LOSSISSAans onderonsje

Schaken op een maandag, wie had gedacht dat dat zo leuk kon zijn? Tijdelijk terug op ons oude nest in ’t Proeflokaal, waar wij ons thuis voelden en thuis speelden tegen vaderclub SISSA. Maar papa kreeg klopjes deze avond.

Nog in de coulissen legden wij eerst een bodem, slechts één gang, bij de bekende Italiaan. Lange benen bedienden ons in een bedaagd tempo, maar we waren ruim op tijd om het strijdtoneel te verkennen.

De SISSAnen druppelden binnen in het H’tje, en wij bedruppelden onszelf en eventuele tegenstanders om de schaaklust goed aan te wakkeren en de zenuwen te temperen. Hopman Frits herinnerde ons eraan dat we nog wel even moesten winnen, want KNSB-beker en belangrijk en zo. Inmiddels werd duidelijk dat Koen op bord 1 tegen Mathijs mocht, Frits voorts versus Kenneth, Casper tegen neuer jungs Laurids, Ernst Jan tegen Edim. Koen koos Carls rechterhand die een zwarte pion bevatte, und es gang los.

Het bleek weer hoe bemoedigend het is om naast een teamgenoot te zitten die goed staat. Ik had niet de kans om te zien hoe Frits precies die extra vrije d-pion bemachtigde, maar als hij lang rokeert weet je wel hoe laat het is. Zodoende had Koen de luxe om zijn paarden rustig te roteren op de onderste rijen, beetje JJ-style, KI met license to kill. Terwijl mijn tegenstander de denktank in ging om de Franse Tarrasch te weerleggen, kon ik eens rustig toekijken hoe Edim een kwal verkwanselde. In EJ’s woorden deed onze knuffelbosniër ‘een beetje een rare zet’, mogelijk geïnspireerd door het bestellen van een koffie verkeerd.

Toen laatstgenoemde zich wat later hardop afvroeg wie er eigenlijk teamleider was, hadden er misschien alarmbellen moeten afgaan in mijn hoofd. Ik antwoordde dat ik dat waarschijnlijk was, en wees het idee van remise op voorhand resoluut af.

Zelf nam ik enig risico in het inmiddels ontstane eindspel. Ik kreeg het beoogde lichtestukkenduo tegen toren en wat pionnen, maar met veel meer tijd op de klok. Mijn interesse in mijn buurmannen begon te tanen, maar kennelijk bleef Java wakker en kermde Python: punt voor Rietman. Ook punt voor Rupert nadat mijn d-pion in de end-zone belandde. Terug van een taaie analyse bleek EJ te hebben verloren, en Koen het winnende halfje te hebben gepakt (ik fungeerde zoals gebruikelijk als oudpapierbak; geen idee hoeveel onbekeken notatieformulieren van Koen ik in bezit heb).

In de nazit moest vooral EJ het ontgelden. Het blijkt dat materiaalwinst omzetten in punten (nog) niet zijn forte is. Een domper of leermoment, afhankelijk van wie je het vraagt. Edim had wel knap teruggeknokt, waarvan akte.

Zo laat op de avond vergeet je wel eens wat: waar je je sigaretten hebt gelaten, hoe laat je trein gaat. Maar de nacht is weer geopend en toevallig heb ik geen baan of kinderen, een geluk bij een ongeluk.

SISSA bedankt voor de gastvrijheid en de punten. We’ll meet again op 23 april!

Met de billen bloot

Het is niet de bedoeling dat dit een verslag is. Het is ook geen quasi-diepzinnige beschouwing over het nut van wedstrijdverslagen (in de trant van: het kan eigenlijk niemand schelen of je in de eerste helft een volle pion zus of zo won in een zijvariant van de Mexicaanse verdediging; en dat dat net zoiets is als naar een voetbalwedstrijd luisteren op de radio – met alle respect natuurlijk).

Het is verleidelijk om dit verhaal ‘media in res’ te beginnen, bijvoorbeeld bij het moment dat ik wakker word gemaakt door mijn huisgenoot die een telefoon vasthoudt waaruit klinkt: “ga jij nog schaken of hoe zit dat?”, terwijl je een weeïge tequilageur opmerkt die uit je navel lijkt op te stijgen. Of we nemen het moment dat ik besef dat ik de dag van een al gestreste Ernst-Jan nog meer moet vergallen omdat mijn snelle ontbijt zich niet koest houdt; Friese autowegen en haast (er staan vier reglementaire nullen op het spel) staan niet toe dat er gestopt wordt en enkele achterliggers moeten toekijken hoe het asfalt en het portier van de Pastoormobiel besproeid worden met een gifgeel goedje. Op de achtergrond probeert Jeroen van Merwijk ons een beetje te troosten met zijn zoetgevooisde ironie.

Maar ik wil het helemaal niet hebben over zogenaamd stoere handelingen met alle schaamtevolle consequenties van dien. Ik wil het hebben over wat het betekent om deel uit te maken van een team, ‘samen uit, samen thuis’, over hoe fijn het is om gesterkt te worden door de groep terwijl je met hangen en wurgen de dag probeert door te komen omdat je na 36 jaar nog steeds niet weet waar je grenzen liggen. ’s Nachts zijn we een mannetje of twee, maar ’s ochtends blijf ik een wijf.

In een klasse waar je huizenhoog favoriet bent strijd je niet zozeer tegen de andere teams, maar meer tegen jezelf. Je kijkt met een schele bakkes naar je stelling, met verbazing concludeer je dat er echt een boertje van je tegenstander achterom is gelopen en dat het moeilijk wordt om niet te winnen. Je voelt de kater wegebben, je krijgt zelfs weer zin in een sigaret, maar juist wanneer je het weer een beetje ziet zitten ga je als een mongool spelen, wordt alles weer gelijk en kun je niet anders dan de klauw die je aangeboden krijgt aan te nemen. Ondertussen zie je je ploeggenoten zwoegen, zoals een Renze die manse openingen speelt en echt van alles moet uitrekenen en zo. Of een Jan Joris, die na noeste arbeid net niet de vis op het droge weet te trekken. Van Benno’s partijen snapt niemand iets, maar het oogt ook vandaag weer artistiek en hij wordt daarvoor beloond.

Paul, Koen en Ernst-Jan moeten net als ik met een half uurtje minder beginnen. Voor Koen maakt dat kennelijk weinig uit. Ook boeit het niet zoveel of hij wat hout achter staat of met kromme plannen op de proppen komt (dat ben ik volledig met Paul eens), het punt wordt sowieso gepakt. Paul zelf offert wat soldaten en kraakt een Pircje alsof het niets is. Ernst-Jan speelt met zwart een goede pot, een punt was hem gegund geweest maar opnieuw toont hij zich de wijste en neemt in betere stelling het winnende halfje aan. Hendrik was niet honderd procent fris aan het bord verschenen omdat hij met zijn reli-posse had gezopen. Normaal gesproken is hij dan in zijn element, maar nu wordt hij bijna mat gezet en mag hij zijn tegenstander op blote knietjes bedanken voor het remiseaanbod. Maar ik vertel je niets nieuws, Koen heeft het beter verwoord in het echte verslag.

Grieken weten wat een roedel wolven nodig heeft: grote bakken met stukken dood dier, bier en ouzo. En ze houden ook wel van een grapje. Net als Benno, van wie ik vermoed dat hij een carrière als comedian nastreeft. Hij moet nog een beetje aan zijn materiaal werken, maar hij heeft wel een gezonde instelling want hij herhaalt gerust zijn woordgrapje voor alle tafelgenoten die het de eerste, tweede, derde, vierde of vijfde keer nog niet gehoord hadden. Misschien kan hij wat inspiratie opdoen bij Pastoor. Die laat mij bijvoorbeeld een beflap lamsvlees met tzatziki zien en vraagt dan of me dat ergens aan doet denken. Of hij vindt het leuk om te vragen of ik soms op wit zaad zit. Nee, ik sta rood, als je dat bedoelt. Gelukkig is dan mijn maag eerder op de dag al zo vaak omgedraaid dat ik alles weer kan verteren.

De nabeschouwing vindt natuurlijk plaats in dat kleine café aan het gedempte diep. De schaakstukken worden nu een beetje met rust gelaten. Volle bak, want tout schakend Groningen geeft acte de présence en een orkest past er ook nog wel bij. En daar was Tjaart, die muzikanten en schakers met elkaar verbindt. Dat hij met zijn vingers kwalen kan genezen en Beethoven kracht bij kan zetten wist ik al, maar niet dat hij ze ook tot een vuist kan ballen voor een bluftoep. Er zijn geen grote winnaars of verliezers en eigenlijk is dat win-win, je hoeft niet altijd een gever of een nemer te zijn.

En het bleef nog lang gezellig zonder al te veel gekte. Er is zoveel dat ik op had willen schrijven maar het is uit mijn hoofd gevallen. We zijn weer een weekend ouder geworden zonder iets te hebben geleerd, wat overblijft zijn uitstaande tikkies en een heerlijk gevoel.