De koning is dood, leve de koning!

Nu we ons huis niet meer uit mogen en we alleen een invitatietoernooi van Carlsen, waar we helaas niet voor zijn uitgenodigd, ter afleiding hebben, is het goed om eens terug te kijken naar de wedstrijd die in retroperspectief de kampioenswedstrijd van klasse 3a bleek, hoewel er geen kampioen is uitgeroepen, alsmede de promotiewedstrijd voor de alle derde klassen, aangezien het beste team van de derde klasse, LOS dus, door mocht schuiven naar de tweede klasse, en met die promotie zijn we een stap dichter bij het kampioenschap van Nederland, en vervolgens de Europacup en eeuwige roem, die wedstrijd, die promotiewedstrijd vond plaats in Hoogezand, waarover, sinds de verhuizing van ons aller Casper daarnaartoe of omtrent, geen treurige woorden geweend mogen worden, in een buurthuis, en ons samenzijn vervolgde in een pizzeria waar alle zielenroerselen en problemen over de tafel rolden, de alcoholconsumptie kwalitatief en kwantitatief overtreffend, en daarmee werd het idee bevestigd dat we kompanen waren en blijven, al zien we elkaar nu, geïsoleerd, een jarige taartbezorger of een lollige LOSBO-beker uitgezonderd, vooral in herinnering, zoals tijdens onze promotiewedstrijd, toen we plots twee reserves nodig hadden en we al fietsend (!) vanuit diverse windstreken aankwamen, Hendrik bewees een beest te zijn als de stelling concreet is, mijn tegenstander me geen strobreed in de weg legde; ook Paultje kreeg hier en daar een cadeautje, en Pastoortje stond na tien zetten weer positioneel verloren, maar aangezien het woord ‘positioneel’ niet in zijn woordenboek staat en het woord ‘winnen’ wel, maakt dat niet veel uit, Frits was zichzelf niet: hij miste kleine tactische nuances, die hij als onze beste speler, als een kleine Karpov, altijd feilloos weet uit te buiten en hij kon, als hij had gewild, nog wel doorspelen, maar hij wilde niet en zijn tegenstander Rienk Hoogeveen verdiende een remise, en we hebben verderop in de middag geleerd dat het onverstandig is om iets te vinden van een theoretische stelling van het Scandinavisch met 2…Pf6, bijvoorbeeld dat wit op beide vleugels en in het centrum beter staat, want het is theorie en dan mag je er niets van vinden; laten we het erop houden dat Rienk Hoogeveen beter op de hoogte is van theoretische stellingen in het Scandinavisch met 2…Pf6 en dat hij het nitwits die niet de intellectuele scholing daarover hebben genoten en de stelling als een schaakstelling en niet als een theoretische stelling van het Scandinavisch met 2…Pf6 beoordelen en daar een volstrekt ongeïnformeerde mening over durven te geven, moge vergeven dat zij hun naïeve strotjes hebben durven te openen, en ondertussen moest ons aller Casper hard werken in een eindspel, en van hard werken is Casper niet vies – leest u mee, toekomstige werkgever van Casper? – en Koen stond net als Pastoortje waarschijnlijk verloren, maar zoals eerder geschreven durft niemand Koen te bijten, en toegegeven, zelfs met een toren minder verricht Koen wonderen in de LOSBO-beker, dus om Koen te pakken moet je hem mat zetten, en niet een slecht eindspel ingaan en verliezen, maar de grootste held op schaaksloffen is toch wel Jan Joris, hoewel de beste jongen wat heldhaftigheid en tempo in het schrijven van wedstrijdverslagen zou zijn gegund: hij weet het publiek dondersgoed te vermaken door de partij langzaam op te zetten en als iedereen klaar is en niets beters te doen heeft dan al bier lurkend te proberen de hersenkronkels onder de krullen van dit genie te begrijpen, of dat los te laten en te genieten van het ene na het andere offer, de pogingen een koning dood te knuppelen, de victorie en de gulle lach en dan te denken: de koning is dood, leve de koning!, maar dat is allemaal in retroperspectief: we kijken naar voren, en dan zien we de tweede klasse lonken, spelen we de LOSBO-beker en mogen we niet onvermeld laten dat niemand minder dan Paultje ten Vergert de Hummelcup op zijn naam heeft geschreven, waarvan akte, waarvoor adoratie.

Met de billen bloot

Het is niet de bedoeling dat dit een verslag is. Het is ook geen quasi-diepzinnige beschouwing over het nut van wedstrijdverslagen (in de trant van: het kan eigenlijk niemand schelen of je in de eerste helft een volle pion zus of zo won in een zijvariant van de Mexicaanse verdediging; en dat dat net zoiets is als naar een voetbalwedstrijd luisteren op de radio – met alle respect natuurlijk).

Het is verleidelijk om dit verhaal ‘media in res’ te beginnen, bijvoorbeeld bij het moment dat ik wakker word gemaakt door mijn huisgenoot die een telefoon vasthoudt waaruit klinkt: “ga jij nog schaken of hoe zit dat?”, terwijl je een weeïge tequilageur opmerkt die uit je navel lijkt op te stijgen. Of we nemen het moment dat ik besef dat ik de dag van een al gestreste Ernst-Jan nog meer moet vergallen omdat mijn snelle ontbijt zich niet koest houdt; Friese autowegen en haast (er staan vier reglementaire nullen op het spel) staan niet toe dat er gestopt wordt en enkele achterliggers moeten toekijken hoe het asfalt en het portier van de Pastoormobiel besproeid worden met een gifgeel goedje. Op de achtergrond probeert Jeroen van Merwijk ons een beetje te troosten met zijn zoetgevooisde ironie.

Maar ik wil het helemaal niet hebben over zogenaamd stoere handelingen met alle schaamtevolle consequenties van dien. Ik wil het hebben over wat het betekent om deel uit te maken van een team, ‘samen uit, samen thuis’, over hoe fijn het is om gesterkt te worden door de groep terwijl je met hangen en wurgen de dag probeert door te komen omdat je na 36 jaar nog steeds niet weet waar je grenzen liggen. ’s Nachts zijn we een mannetje of twee, maar ’s ochtends blijf ik een wijf.

In een klasse waar je huizenhoog favoriet bent strijd je niet zozeer tegen de andere teams, maar meer tegen jezelf. Je kijkt met een schele bakkes naar je stelling, met verbazing concludeer je dat er echt een boertje van je tegenstander achterom is gelopen en dat het moeilijk wordt om niet te winnen. Je voelt de kater wegebben, je krijgt zelfs weer zin in een sigaret, maar juist wanneer je het weer een beetje ziet zitten ga je als een mongool spelen, wordt alles weer gelijk en kun je niet anders dan de klauw die je aangeboden krijgt aan te nemen. Ondertussen zie je je ploeggenoten zwoegen, zoals een Renze die manse openingen speelt en echt van alles moet uitrekenen en zo. Of een Jan Joris, die na noeste arbeid net niet de vis op het droge weet te trekken. Van Benno’s partijen snapt niemand iets, maar het oogt ook vandaag weer artistiek en hij wordt daarvoor beloond.

Paul, Koen en Ernst-Jan moeten net als ik met een half uurtje minder beginnen. Voor Koen maakt dat kennelijk weinig uit. Ook boeit het niet zoveel of hij wat hout achter staat of met kromme plannen op de proppen komt (dat ben ik volledig met Paul eens), het punt wordt sowieso gepakt. Paul zelf offert wat soldaten en kraakt een Pircje alsof het niets is. Ernst-Jan speelt met zwart een goede pot, een punt was hem gegund geweest maar opnieuw toont hij zich de wijste en neemt in betere stelling het winnende halfje aan. Hendrik was niet honderd procent fris aan het bord verschenen omdat hij met zijn reli-posse had gezopen. Normaal gesproken is hij dan in zijn element, maar nu wordt hij bijna mat gezet en mag hij zijn tegenstander op blote knietjes bedanken voor het remiseaanbod. Maar ik vertel je niets nieuws, Koen heeft het beter verwoord in het echte verslag.

Grieken weten wat een roedel wolven nodig heeft: grote bakken met stukken dood dier, bier en ouzo. En ze houden ook wel van een grapje. Net als Benno, van wie ik vermoed dat hij een carrière als comedian nastreeft. Hij moet nog een beetje aan zijn materiaal werken, maar hij heeft wel een gezonde instelling want hij herhaalt gerust zijn woordgrapje voor alle tafelgenoten die het de eerste, tweede, derde, vierde of vijfde keer nog niet gehoord hadden. Misschien kan hij wat inspiratie opdoen bij Pastoor. Die laat mij bijvoorbeeld een beflap lamsvlees met tzatziki zien en vraagt dan of me dat ergens aan doet denken. Of hij vindt het leuk om te vragen of ik soms op wit zaad zit. Nee, ik sta rood, als je dat bedoelt. Gelukkig is dan mijn maag eerder op de dag al zo vaak omgedraaid dat ik alles weer kan verteren.

De nabeschouwing vindt natuurlijk plaats in dat kleine café aan het gedempte diep. De schaakstukken worden nu een beetje met rust gelaten. Volle bak, want tout schakend Groningen geeft acte de présence en een orkest past er ook nog wel bij. En daar was Tjaart, die muzikanten en schakers met elkaar verbindt. Dat hij met zijn vingers kwalen kan genezen en Beethoven kracht bij kan zetten wist ik al, maar niet dat hij ze ook tot een vuist kan ballen voor een bluftoep. Er zijn geen grote winnaars of verliezers en eigenlijk is dat win-win, je hoeft niet altijd een gever of een nemer te zijn.

En het bleef nog lang gezellig zonder al te veel gekte. Er is zoveel dat ik op had willen schrijven maar het is uit mijn hoofd gevallen. We zijn weer een weekend ouder geworden zonder iets te hebben geleerd, wat overblijft zijn uitstaande tikkies en een heerlijk gevoel.

De technische kant van onze overwinning op Schaakwoude

Maar goed, na zo’n open raampje en wat luchten valt het dan ook ineens wel weer mee, en dus konden we schaken. 

Veel van de start van de partijen heb ik niet gezien. Er moest een zet gespeeld worden, iets bedacht worden op het Frans en met 4 partijen die al 20 minuten onderweg waren heb je überhaupt wel wat achterstand.

Wel was ik als eerste klaar. Ik verzon dus wat op het 1… e6 van mijn jonge tegenstander Christiaan Torensma. Een oude vriend, het vleugelgambiet kwam aanwaaien en zorgde al snel voor de noodzaak tot hersengekraak. Dat ging redelijk, omdat ik als voorbereiding een rustige avond met spelletjes en de vrouw achter de rug had. Nadeel is dat je, als je scherp bent, ook veel verdedigingen van de tegenstander ziet en dus iets minder vrij de stukken naar voren werpt. Zwart nam na een snel d4 uiteindelijk alsnog een pion aan en ik probeerde een hybride vorm van tegenspel te ontwikkelen, door positionele plussen te combineren met combineren. Vermoedelijk had mijn tegenstanders ergens wel een sterke verdediging, maar na zijn vrijwillig gespeelde g6 galoppeerden mijn paarden al snel richting de verstikte koning. Niet correct, wel fraai, zou ik zelf stellen. Paul dacht daar anders over, want wat stond ik slecht.

Wie echt slecht stond was Paul, in ieder geval volgens Paul zelf. Had ik nou maar gewoon g4 doorgespeeld zei zijn tegenstander. Dat deed hij niet en toen Paul nog steen en been klaagde stond zijn paard al wel prinsheerlijk op f5 en beukte hij de witte velden over met achtereenvolgens d5 en b5. Niet veel later kreeg de kwaliteit gestalte in de vorm van een kwaliteit. Koning om, puntje binnen, sjagerijnige kop op en aan het bier. Al moet gezegd dat het gesprek na de analyse tussen Paul en tegenstander bijzonder innemend was. Vriendelijke woorden over en weer. Gezellig vertoeven daar aan de Haadwei. 

Casparov speelde vrijdag een duet met Hendrik voor het team. Afzonderlijk en toch samen, de reputatie hoog houden zeg maar. Zaterdag hoef je dan niet meer zo nodig en als je met een brakke kop een ongelijk lopereindspel met wat extra peunen mag spelen, is dat geen straf. Zo’n remise waar het dan uiteindelijk in uitmondt doet geen kwaad.

Om na een zet of 5 een pion op g5 te poneren met wit, moet je uit het goede hout gesneden zijn. Of in ieder geval volkomen schijt hebben aan de tradities in het schaakspel. Het helpt dan wellicht als je tot je 25ste nog geen paard van een loper kunt onderscheiden (dat gaat inmiddels beter) en gezag ziet als iets om tegenaan te schoppen. Niet vreemd dus, dat zoiets bij onze schrijver op het bord komt. Dwars er doorheen ging hij echter niet. Zijn tegenstander had overigens al eens tegen Jan Joris gespeeld, wist hij te melden. Jan Joris wist daar niet zoveel meer van. Evenmin wist Jan Joris zich te heugen dat hij met de Spasken een prachtig gevecht had geleverd tegen Roland van Schaakwoude. Maar goed, dat doet verder natuurlijk ook niet echt ter zake. Dwars erdoorheen dus niet, wel een stukwinst waarnaar zijn tegenstander de handdoek in de ring wierp. Had hij nu maar die pion gesnaaid…

Hendrik, u weet wel, die andere sfeerwaarborger, speelde dit jaar nog geen competitiepotje en dat was te zien. Of nouja, dat zou je zou kunnen stellen. Veel bakte hij er niet van vandaag. ‘Eigenlijk was zijn enige slechte zet remise aanbieden.’ Daar kunnen we het wel mee eens zijn. Misschien was de enige goede zet van Hendrik dan wel het remiseaanbod aannemen. 

We staan op 4, tijd voor onze strijder op bord 8 om zijn waarde te tonen. Na wat kunstig spel kwam Pastoor wellicht iets minder te staan, maar met het tikken van de klok kwam de scherpte naar voren. Een pion werd gegrepen, weliswaar in ruil voor een collega op de damevleugel, maar die verdedigde geen koning. Als Pastoor niet zo’n teamspeler was geweest was hij hier vast voor een koningsaanval gegaan. Torens naar voren, de open g-lijn in zicht. Niets van dit alles als er matchpunten op het spel staan. Gewoon de boel gesloten houden en remise aanbieden en zo het tweede matchpunt op het droge trekken. 

Het volgende biertje ging in, want Jan Joris en Renze moesten nog wel even werken. Niet bij Pastoor trouwens, want die wilde graag de auto pakken. Even langs de wasstraat en langs vrouw en kinderen. En zoentje op het leven en weer door richting het restaurant. Wat een laiferd is het ook.

Jan Joris dus. Die was nog bezig. Had de hele partij kleine zetjes gedaan en kleine stukjes geruild, zodat er nog een zwarestukkeneindspel met kleinigheidjes resteerde. Weet je, ik durf te stellen dat Jan Joris dit had gewonnen als er 3.5-3.5 op het scorebord had gestaan, maar zoals nu het geval was wikkelde hij iets te eenvoudig af naar een enkel toreneindspel met een pionnetje meer. De toren van Jan Joris stond zo passief dat de omstanders langzaam aan winstkansen voor zwart gingen denken. Dat was natuurlijk kul, maar winst zat er in ieder geval ook voor Jan Joris niet meer in. Halfje dus, en nog maar 1 partij voor het feestgebeuren zich geheel naar Groningen kon verplaatsen.

Renze is, zoals hij is, goed. Renze is Najdorf, Renze is een muts ook als het niet koud is, Renze is principieel, Renze is niet bang, Renze is soms waanzinnig goed, Renze is in bezit van een IM-norm. Renze is. Niets om je zorgen over te maken dus, en dat is maar goed ook, want zo’n opstelling van wit met e4 f4 g4 tegen de kort gerocheerde koning van zwart oogt natuurlijk wel zorgelijk. Renze pakt een dubbel a-pionnetje in zijn structuur ten einde de witte pionnen als rijpe vruchten te laten hangen voor zijn zwaarder geschut. Richting tijdnood kwam Rauw steeds meer in tijdnood en deed Renze zijn zetjes. Of er ergens echt iets in heeft gezeten voor wit weet ik niet, mijn vermoeden zegt van niet, mijn omgeving zegt van wel. In ieder geval pakte Renze het groots aan, denderde door de witte stelling met zijn torens, offerde ergens nog vluchtig een kwal en overwon. Klasse zou ik zeggen. En 6-2. Nu eten bij de Griek. Lekker!