De technische kant van onze overwinning op Schaakwoude

Maar goed, na zo’n open raampje en wat luchten valt het dan ook ineens wel weer mee, en dus konden we schaken. 

Veel van de start van de partijen heb ik niet gezien. Er moest een zet gespeeld worden, iets bedacht worden op het Frans en met 4 partijen die al 20 minuten onderweg waren heb je überhaupt wel wat achterstand.

Wel was ik als eerste klaar. Ik verzon dus wat op het 1… e6 van mijn jonge tegenstander Christiaan Torensma. Een oude vriend, het vleugelgambiet kwam aanwaaien en zorgde al snel voor de noodzaak tot hersengekraak. Dat ging redelijk, omdat ik als voorbereiding een rustige avond met spelletjes en de vrouw achter de rug had. Nadeel is dat je, als je scherp bent, ook veel verdedigingen van de tegenstander ziet en dus iets minder vrij de stukken naar voren werpt. Zwart nam na een snel d4 uiteindelijk alsnog een pion aan en ik probeerde een hybride vorm van tegenspel te ontwikkelen, door positionele plussen te combineren met combineren. Vermoedelijk had mijn tegenstanders ergens wel een sterke verdediging, maar na zijn vrijwillig gespeelde g6 galoppeerden mijn paarden al snel richting de verstikte koning. Niet correct, wel fraai, zou ik zelf stellen. Paul dacht daar anders over, want wat stond ik slecht.

Wie echt slecht stond was Paul, in ieder geval volgens Paul zelf. Had ik nou maar gewoon g4 doorgespeeld zei zijn tegenstander. Dat deed hij niet en toen Paul nog steen en been klaagde stond zijn paard al wel prinsheerlijk op f5 en beukte hij de witte velden over met achtereenvolgens d5 en b5. Niet veel later kreeg de kwaliteit gestalte in de vorm van een kwaliteit. Koning om, puntje binnen, sjagerijnige kop op en aan het bier. Al moet gezegd dat het gesprek na de analyse tussen Paul en tegenstander bijzonder innemend was. Vriendelijke woorden over en weer. Gezellig vertoeven daar aan de Haadwei. 

Casparov speelde vrijdag een duet met Hendrik voor het team. Afzonderlijk en toch samen, de reputatie hoog houden zeg maar. Zaterdag hoef je dan niet meer zo nodig en als je met een brakke kop een ongelijk lopereindspel met wat extra peunen mag spelen, is dat geen straf. Zo’n remise waar het dan uiteindelijk in uitmondt doet geen kwaad.

Om na een zet of 5 een pion op g5 te poneren met wit, moet je uit het goede hout gesneden zijn. Of in ieder geval volkomen schijt hebben aan de tradities in het schaakspel. Het helpt dan wellicht als je tot je 25ste nog geen paard van een loper kunt onderscheiden (dat gaat inmiddels beter) en gezag ziet als iets om tegenaan te schoppen. Niet vreemd dus, dat zoiets bij onze schrijver op het bord komt. Dwars er doorheen ging hij echter niet. Zijn tegenstander had overigens al eens tegen Jan Joris gespeeld, wist hij te melden. Jan Joris wist daar niet zoveel meer van. Evenmin wist Jan Joris zich te heugen dat hij met de Spasken een prachtig gevecht had geleverd tegen Roland van Schaakwoude. Maar goed, dat doet verder natuurlijk ook niet echt ter zake. Dwars erdoorheen dus niet, wel een stukwinst waarnaar zijn tegenstander de handdoek in de ring wierp. Had hij nu maar die pion gesnaaid…

Hendrik, u weet wel, die andere sfeerwaarborger, speelde dit jaar nog geen competitiepotje en dat was te zien. Of nouja, dat zou je zou kunnen stellen. Veel bakte hij er niet van vandaag. ‘Eigenlijk was zijn enige slechte zet remise aanbieden.’ Daar kunnen we het wel mee eens zijn. Misschien was de enige goede zet van Hendrik dan wel het remiseaanbod aannemen. 

We staan op 4, tijd voor onze strijder op bord 8 om zijn waarde te tonen. Na wat kunstig spel kwam Pastoor wellicht iets minder te staan, maar met het tikken van de klok kwam de scherpte naar voren. Een pion werd gegrepen, weliswaar in ruil voor een collega op de damevleugel, maar die verdedigde geen koning. Als Pastoor niet zo’n teamspeler was geweest was hij hier vast voor een koningsaanval gegaan. Torens naar voren, de open g-lijn in zicht. Niets van dit alles als er matchpunten op het spel staan. Gewoon de boel gesloten houden en remise aanbieden en zo het tweede matchpunt op het droge trekken. 

Het volgende biertje ging in, want Jan Joris en Renze moesten nog wel even werken. Niet bij Pastoor trouwens, want die wilde graag de auto pakken. Even langs de wasstraat en langs vrouw en kinderen. En zoentje op het leven en weer door richting het restaurant. Wat een laiferd is het ook.

Jan Joris dus. Die was nog bezig. Had de hele partij kleine zetjes gedaan en kleine stukjes geruild, zodat er nog een zwarestukkeneindspel met kleinigheidjes resteerde. Weet je, ik durf te stellen dat Jan Joris dit had gewonnen als er 3.5-3.5 op het scorebord had gestaan, maar zoals nu het geval was wikkelde hij iets te eenvoudig af naar een enkel toreneindspel met een pionnetje meer. De toren van Jan Joris stond zo passief dat de omstanders langzaam aan winstkansen voor zwart gingen denken. Dat was natuurlijk kul, maar winst zat er in ieder geval ook voor Jan Joris niet meer in. Halfje dus, en nog maar 1 partij voor het feestgebeuren zich geheel naar Groningen kon verplaatsen.

Renze is, zoals hij is, goed. Renze is Najdorf, Renze is een muts ook als het niet koud is, Renze is principieel, Renze is niet bang, Renze is soms waanzinnig goed, Renze is in bezit van een IM-norm. Renze is. Niets om je zorgen over te maken dus, en dat is maar goed ook, want zo’n opstelling van wit met e4 f4 g4 tegen de kort gerocheerde koning van zwart oogt natuurlijk wel zorgelijk. Renze pakt een dubbel a-pionnetje in zijn structuur ten einde de witte pionnen als rijpe vruchten te laten hangen voor zijn zwaarder geschut. Richting tijdnood kwam Rauw steeds meer in tijdnood en deed Renze zijn zetjes. Of er ergens echt iets in heeft gezeten voor wit weet ik niet, mijn vermoeden zegt van niet, mijn omgeving zegt van wel. In ieder geval pakte Renze het groots aan, denderde door de witte stelling met zijn torens, offerde ergens nog vluchtig een kwal en overwon. Klasse zou ik zeggen. En 6-2. Nu eten bij de Griek. Lekker!


Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *