Het is 350 jaar geleden dat De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden op 23 maart aangevallen werd door Engeland, Frankrijk en de bisdommen Münster en Keulen. Volgens een Nederlands gezegde was “de regering radeloos, het volk redeloos en het land reddeloos”. De zeventien maanden na deze aanval staan ook wel bekend als het Rampjaar; ergens op vrijdag, in aanloop naar de bekerwedstrijd, bedacht ik me of we in het hier en nu misschien deze 17 maanden achter ons hadden of misschien dat deze 17 maanden nog gaan beginnen. Het mooie van zelfreflectie: welke neiging heb je? Bekijk het ook eens van de andere kant dan je tot nu toe deed. Probeer het positief te bekijken, ook al heb je die neiging niet. Mijn overgrootvader zei dat de wereld er niet beter op zou worden, mijn opa ook, mijn pa bekijkt het gelukkig allemaal wat positiever. Je moet het doen met wat je hebt, bovendien is kwaliteit het uitsluiten van toeval (LvG). En als het niet volgen is: er zijn geen stomme vragen, alleen domme mensen.
Natuurlijk heeft het leven geen zin, maar de dood ook niet. Het bloed moet stollen als je iets nieuws ontdekt, voelt, of ervaart. Uiteindelijk zijn we een rangschikking van atomen, en kosmische krachten hebben iets magistraals. Alsof het een doeltreffendheid beschikt die de onze aanzienlijk te boven gaat. Het is, a priori, niet per se erg geruststellend allemaal. Desondanks dat we allemaal, in deze weerzinwekkende wereld, wel eens angsten, vermorzelingen, afgrijzen en rouw ervaren, bij LOS doen we dit samen, voelen we dit samen, ervaren we dit samen. Alsof het universum, in al haar paradoxale tegenstrijdigheden, lang voor het begin van haar bestaan operettedeuntjes zat te neuriën. We weten waar we aan toe zijn, in zijn algemeenheid dan. En dan gaan we schaken.
Een voorbode was het misschien wel, en tot iedereens geruststelling, het dobbelen over de opstelling tegen Staunton. Het nog niet weten op welk bord je speelt, maar wel dát je speelt; ik had er in ieder geval over nagedacht. Ergens binnen LOS worden bepaalde hiërarchieën zelden tot nooit doorbroken, en andere hiërarchieën wel. Er wordt, met liefde, heus wel eens ergens tegenaan geschopt. Benno was deze avond semi-barman, journalist en reserve. Hij zei niet dat hij niet wilde spelen, niet dat hij wél wilde spelen en misschien dat hij wel/niet wilde spelen. Duidelijk in zijn onduidelijkheid, zeg maar. Niet betrokken, maar wel betrokkenheid. Barman met verve.
Berusting met mate overviel mij, ondanks de kou, een lange werkweek en weinig slaap, tijdens het wandeltochtje terug naar de auto met Koen. Eerder had ik daar een vreemde kwestie meegemaakt, een vegetarisch gerecht; de zelf verzochte pittigheid was precies wat ik nodig had. De berusting misschien ook, maar dat overvalt je. Of juist niet? Kosmisch gebroddel waarschijnlijk. Van berusting was echter geen sprake tijdens mijn partij tegen de man met een fraaie baard en vriendelijkheid zelve Frans Vermeulen op bord 3. In blessuretijd wist ik aan het langste eind te trekken. Als schrijver van een verslag heb je de vrijheid om eerst over je eigen partij te schrijven, maar dat begrijpt u als lezer natuurlijk inmiddels. Halverwege de avond wist Sander Wage met harde hand van Hendrik – ik dacht dat het nog wel kon – de Groot te winnen. Positief gezien is de Groot’s openingsrepertoire nu nog dichter geworden dan dat ie al was. Ik zie groei daarin. Als eerste wist Koen met wit te winnen van Himar Ambrona Navarro, beiden ploften de eerste (20?) zetten in een Caro-Kann op het bord alsof twee grootmeesters een remisevariant ingingen. Twijfelachtig werd het voor zwart toen Koen d4 en e5 mocht bezetten, catastrofaal werd het na kwaliteitswinst. Geheel tegen Koen’s stijl in pakte hij die kwal, met lichte tegenzin gezien zijn positionele voordeel.
Met de tussenstand 1-1 keken Ernst-Jan en ik meer naar elkaars bord dan naar ons eigen, misschien, ter afleiding van de spanning die we ervaarden. Zonder blikken of blozen deed Ernst Jan 3.Pxe5, tegenstander Vincent Wolters moest niks van die stukoffers hebben zo vroeg op de avond, dus Ernst-Jan won een pion in de opening. Onnavolgbaar voor mensen met een ongetraind oog. Een extra pion die min of meer de wedstrijd besliste, want Vincent probeerde uiteraard op creatieve wijze van alles, ter compensatie van zijn minuspion, waardoor Ernst-Jan zijn favoriete ‘counterpressing’ tactiek succesvol kon uitvoeren.
Met 3-1 zijn we, net als het Nederlands elftal, door naar de kwartfinale. De spelers zijn fit, hebben wedstrijdritme en spelen in het belang van het team. Prachtig.
(Renze)