Wat Pastoortje beloofde: ik haal je op, vertel over volwassen mannen die verplicht worden op een djembé te slaan en na te denken over ‘pushing the horizon’ alsof iemands armen ooit lang genoeg zijn de horizon ook maar te benaderen, en dan even schaken tegen een team met gemiddeld 1300, en wat kreeg ik: Maurice Schippers die zich in rap tempo tot angstgegner ontwikkelt, een partij zonder enige frivoliteit, en ons team dat al strandde de eerste keer dat het op mocht draven, zo jong en dartel als veulens waanden we ons – precies daar ligt denk ik onze kracht, dat we nog dromen dat we jong zijn, jong zijn en wat willen, knettervol testosteron, bewijsdrift, veroveringsdrang, ontdekker willen zijn in een al bijna volledig gedocumenteerde en uit het hoofd geleerde wereld, en ik vrees ook dat daar onze zwakte ligt, onze Achilleshiel in het verder stalen lijf waar geen gras op groeit (vrij naar Groen) – en hoe dat zich uit in de verschillende partijen is dat Groen dit keer niet de cavalerie op stal hield, maar zijn bisschop zo lang geparkeerd hield naast zijn eveneens geparkeerde monarch, en dat de cavalerie een diepzinnig concept tot in de perfectie uitvoerde, maar de communicatie met het achterland verloor dat de fik in ging, en nog even ging de turbo erop in tijdnood, maar zijn jonge tegenstander, die nu al als een opa schaakte, vooral niets doen als devies, was niet onder de indruk, en bleef gewoon staan; de jonge tegenstander van Casper leek zich als een vis in het water te voelen in een Benonistructuur met wat tempi meer en deed actieve zetten en het leek heel wat, maar ook hij verviel in het opagedrag van een pionnetje dekken en een pionnetje pakken en moest dat bekopen, want een volledig kansloos ogende aanval van Rupie sloeg door en wat een doorzettingsvermogen, want van pijn aan mijn ogen had ik graag al namens Rupie op willen geven, maar dit zorgde voor de 1-1; Pastoortje, helemaal opgefrist door managementtaal en andere tierelantijnen offerde een stuk, en dat kon omdat zijn tegenstander, de middelste van de Mostermannen, wel eens naar voren durfde, tegen Pastoortje had hij misschien beter zoals zijn teamgenoten niets kunnen doen, want Pastoortje laten offeren is als spek de bek van de kat in schuiven, dat het nog even duurde kwam doordat Xander nog listig was en er nog wat van probeerde te maken, edoch, al ben je nog zo actief, een blote koning blijft bloter dan een niet blote koning; mijn angstgegner Maurice wist me na afloop te vertellen welke fout ik maakte op zet zoveel, laat het twintig of dertig zijn, en op zet tien of zo dacht ik al: ah, die kan blijkbaar ook, wat bedenkt hij dat ter plekke interessant, en vervolgens ondernam hij nauwelijks iets, kwam daarmee gewonnen te staan, en martelde me onnodig door nooit de genadeklap te geven, maar na een traag eindspel blij te zijn te mogen vluggeren; bij dat vluggeren, dacht ik in de reflectie achteraf, hebben die schakers die vooral alleen maar staan en een iets beter eindspel uitmelken nogal voordeel vanwege het increment ten opzichte van schakers die er een stuk tegenaan kwakken en als het niet werkt de tegenstander door de vlag stampen (oh, wat waren dat hoogtijdagen met Sissa in de NOSBO-competitie: vooral wachten tot de tijdnoodfase en dan de turbo erop), en helaas heb ik de partijen van teamgenoten niet gevolgd, maar Pastoortje won en wist ook dat Groen had gewonnen en dacht: misschien zijn we er wel, maar nee: Rupert verloor en ik ook: angstgegner Maurice vond met tien seconden op de klok drie keer de enige zet, toen gaf ik alles weg, en Frits die bij vlagen ons geweten denkt te mogen spelen, waarvan akte, vindt dat we waardig moeten kunnen verliezen, zeker achteraf, zeker als we ook zo vrij zijn om waardig te winnen, met de mond vol enthousiaste euforie, dus zal ik niet nalaten te zeggen dat openingstheorie kennen, pionnen pakken, rustig blijven, tijdmanagement, enige zetten vinden onder grote tijdsdruk, eindspeltechniek, doorzettingsvermogen, plezier vinden om zonder te veel frivoliteit te schaken (overigens heeft dat ook mij de kop gekost: ik rekende eindeloos op totaal kansloze offers om voor mezelf nog wat vermaak te creëren), te vatten is in één woord dat De GUC wel had en wij minder (want dit hele stuk gaat over de NOSBO-bekerwedstrijd De GUC – LOS) en dat is ontegenzeggelijk: kwaliteit, pure en jaloersmakende, opzienbarende kwaliteit en dat het De GUC wel mag varen de komende rondes.
Een gedachte over “Kwaliteit”