Het is niet de bedoeling dat dit een verslag is. Het is ook geen quasi-diepzinnige beschouwing over het nut van wedstrijdverslagen (in de trant van: het kan eigenlijk niemand schelen of je in de eerste helft een volle pion zus of zo won in een zijvariant van de Mexicaanse verdediging; en dat dat net zoiets is als naar een voetbalwedstrijd luisteren op de radio – met alle respect natuurlijk).
Het is verleidelijk om dit verhaal ‘media in res’ te beginnen, bijvoorbeeld bij het moment dat ik wakker word gemaakt door mijn huisgenoot die een telefoon vasthoudt waaruit klinkt: “ga jij nog schaken of hoe zit dat?”, terwijl je een weeïge tequilageur opmerkt die uit je navel lijkt op te stijgen. Of we nemen het moment dat ik besef dat ik de dag van een al gestreste Ernst-Jan nog meer moet vergallen omdat mijn snelle ontbijt zich niet koest houdt; Friese autowegen en haast (er staan vier reglementaire nullen op het spel) staan niet toe dat er gestopt wordt en enkele achterliggers moeten toekijken hoe het asfalt en het portier van de Pastoormobiel besproeid worden met een gifgeel goedje. Op de achtergrond probeert Jeroen van Merwijk ons een beetje te troosten met zijn zoetgevooisde ironie.
Maar ik wil het helemaal niet hebben over zogenaamd stoere handelingen met alle schaamtevolle consequenties van dien. Ik wil het hebben over wat het betekent om deel uit te maken van een team, ‘samen uit, samen thuis’, over hoe fijn het is om gesterkt te worden door de groep terwijl je met hangen en wurgen de dag probeert door te komen omdat je na 36 jaar nog steeds niet weet waar je grenzen liggen. ’s Nachts zijn we een mannetje of twee, maar ’s ochtends blijf ik een wijf.
In een klasse waar je huizenhoog favoriet bent strijd je niet zozeer tegen de andere teams, maar meer tegen jezelf. Je kijkt met een schele bakkes naar je stelling, met verbazing concludeer je dat er echt een boertje van je tegenstander achterom is gelopen en dat het moeilijk wordt om niet te winnen. Je voelt de kater wegebben, je krijgt zelfs weer zin in een sigaret, maar juist wanneer je het weer een beetje ziet zitten ga je als een mongool spelen, wordt alles weer gelijk en kun je niet anders dan de klauw die je aangeboden krijgt aan te nemen. Ondertussen zie je je ploeggenoten zwoegen, zoals een Renze die manse openingen speelt en echt van alles moet uitrekenen en zo. Of een Jan Joris, die na noeste arbeid net niet de vis op het droge weet te trekken. Van Benno’s partijen snapt niemand iets, maar het oogt ook vandaag weer artistiek en hij wordt daarvoor beloond.
Paul, Koen en Ernst-Jan moeten net als ik met een half uurtje minder beginnen. Voor Koen maakt dat kennelijk weinig uit. Ook boeit het niet zoveel of hij wat hout achter staat of met kromme plannen op de proppen komt (dat ben ik volledig met Paul eens), het punt wordt sowieso gepakt. Paul zelf offert wat soldaten en kraakt een Pircje alsof het niets is. Ernst-Jan speelt met zwart een goede pot, een punt was hem gegund geweest maar opnieuw toont hij zich de wijste en neemt in betere stelling het winnende halfje aan. Hendrik was niet honderd procent fris aan het bord verschenen omdat hij met zijn reli-posse had gezopen. Normaal gesproken is hij dan in zijn element, maar nu wordt hij bijna mat gezet en mag hij zijn tegenstander op blote knietjes bedanken voor het remiseaanbod. Maar ik vertel je niets nieuws, Koen heeft het beter verwoord in het echte verslag.
Grieken weten wat een roedel wolven nodig heeft: grote bakken met stukken dood dier, bier en ouzo. En ze houden ook wel van een grapje. Net als Benno, van wie ik vermoed dat hij een carrière als comedian nastreeft. Hij moet nog een beetje aan zijn materiaal werken, maar hij heeft wel een gezonde instelling want hij herhaalt gerust zijn woordgrapje voor alle tafelgenoten die het de eerste, tweede, derde, vierde of vijfde keer nog niet gehoord hadden. Misschien kan hij wat inspiratie opdoen bij Pastoor. Die laat mij bijvoorbeeld een beflap lamsvlees met tzatziki zien en vraagt dan of me dat ergens aan doet denken. Of hij vindt het leuk om te vragen of ik soms op wit zaad zit. Nee, ik sta rood, als je dat bedoelt. Gelukkig is dan mijn maag eerder op de dag al zo vaak omgedraaid dat ik alles weer kan verteren.
De nabeschouwing vindt natuurlijk plaats in dat kleine café aan het gedempte diep. De schaakstukken worden nu een beetje met rust gelaten. Volle bak, want tout schakend Groningen geeft acte de présence en een orkest past er ook nog wel bij. En daar was Tjaart, die muzikanten en schakers met elkaar verbindt. Dat hij met zijn vingers kwalen kan genezen en Beethoven kracht bij kan zetten wist ik al, maar niet dat hij ze ook tot een vuist kan ballen voor een bluftoep. Er zijn geen grote winnaars of verliezers en eigenlijk is dat win-win, je hoeft niet altijd een gever of een nemer te zijn.
En het bleef nog lang gezellig zonder al te veel gekte. Er is zoveel dat ik op had willen schrijven maar het is uit mijn hoofd gevallen. We zijn weer een weekend ouder geworden zonder iets te hebben geleerd, wat overblijft zijn uitstaande tikkies en een heerlijk gevoel.